Afname van bedrijvigheid in maakindustrie zet langzaam door

Afname van bedrijvigheid in maakindustrie zet langzaam door

De bedrijvigheid in de MKB-maakindustrie loopt langzaam terug. Dat blijkt uit de Metaalunie Economische Barometer. De waardering van de buitenlandse orderpositie ging in het tweede kwartaal van 2023 zelfs sterk onderuit, zowel wat betreft de gerealiseerde als de te verwachten export. Het gevolg van de afname van het aantal orders is dat ook de waardering van de orderpositie én het bedrijfsresultaat de afgelopen kwartalen terugloopt.

De metaalwarenbedrijven, een sector die traditioneel veel exporteert, geven aan een slecht kwartaal achter de rug te hebben, de onderhoudsbedrijven zijn daarentegen overwegend positief. Ondanks de teruglopende bedrijvigheid blijft de vraag naar personeel in de MKB-maakindustrie groot. Wat betreft de economische ontwikkelingen in 2024 houden de optimisten en de pessimisten elkaar in evenwicht.

Orderpositie binnenland

In het tweede kwartaal is de binnenlandse orderpositie iets toegenomen ten opzichte van het eerste kwartaal. Daarmee zijn de sterke toenames van twee jaar geleden duidelijk voorbij. De binnenlandse orderpositie nam toe bij 28 procent van de bedrijven; bij 24 procent nam deze juist af. Het tweede kwartaal geeft daarmee per saldo een groei bij 4 procent van de bedrijven, tegenover een kleine krimp van 3 procent in het eerste kwartaal.

De waardering van de binnenlandse orderpositie nam in het tweede kwartaal sterk af ten opzichte van voorgaande kwartalen. 8 procent van de bedrijven geeft nu aan tevreden te zijn over de binnenlandse orderpositie. Een kwartaal eerder was dat nog 25 procent en een jaar eerder zelfs 38 procent.

De verwachtingen ten aanzien van de binnenlandse orderpositie voor het derde kwartaal zijn al niet veel beter. 21 procent van de respondenten geeft aan een betere orderpositie voor het derde kwartaal te verwachten, 25 procent van hen verwacht een verslechtering van de binnenlandse orderpositie. 4 procent is dus negatief gestemd, terwijl in het vorige kwartaal juist nog 6 procent positief was.

Orderpositie buitenland

Van de ondervraagde bedrijven in de maakindustrie geeft 44 procent aan te exporteren. Van hen exporteert 6 procent tót 10 procent van hun omzet; de overige 38 procent exporteert meer dan 10 procent van de omzet. Van de laatste categorie exporteurs is het exportaandeel van de omzet gemiddeld 38 procent.

De ontwikkeling van de orderpositie voor het buitenland was het afgelopen jaar al niet geweldig, maar neemt in het tweede kwartaal van dit jaar verder af. Van de exporterende bedrijven geeft 14 procent aan dat de exportportefeuille is toegenomen, 34 procent meldt echter dat deze het afgelopen kwartaal is afgenomen.

Ondanks het teruglopen van de exportportefeuille in het afgelopen jaar, waren er nog altijd meer ondernemers die positief oordeelden over de orderpositie dan er ondernemers waren die deze negatief waardeerden. Daarin is in het tweede kwartaal verandering gekomen: de ondernemers met een negatieve waardering kregen de overhand. 20 procent van de respondenten is aan het einde van het tweede kwartaal tevreden over de exportportefeuille, 34 procent is daar ontevreden over.

Ook de verwachtingen van de orderpositie voor het buitenland voor het derde kwartaal van 2023 zijn negatiever dan die voor de afgelopen kwartalen. 17 procent van de exporterende bedrijven verwacht een groei van de buitenlandse orderpositie, 32 procent verwacht een verdere krimp van het aantal orders.

Prijzen en personeel

De Nederlandse industrie had het afgelopen jaar te maken met enerzijds sterk fluctuerende materiaalprijzen en anderzijds met sterk stijgende kosten. Een jaar geleden gaf 73 procent van de ondervraagden aan de verkoopprijzen te hebben verhoogd. Nu meldt nog 21 procent van de bedrijven dat te hebben gedaan. 85 procent van de respondenten zegt ook een (belangrijk) deel van de kostenstijging te kunnen doorberekenen in de verkoopprijzen, 15 procent geeft aan dit (voor een belangrijk deel) niet te kunnen.

Verder blijft de vraag naar personeel onverminderd groot. Al meer dan een jaar geeft tenminste de helft van de bedrijven aan vacatures te hebben. Afgezet tegen alle medewerkers hebben ze gemiddeld voor 5,6 procent van het totale personeelsbestand aan vacatures openstaan. Net als voorgaande kwartalen verwacht de MKB-maakindustrie niet dat alle openstaande vacatures het komende halfjaar ingevuld worden. Ze verwacht ruim driekwart van de openstaande vacatures in te kunnen vullen en dus bijna een op de vier vacatures niet.

Winstgevendheid maakindustrie

Het aantal bedrijven dat aangeeft winst te maken, ligt op hetzelfde niveau als gemiddeld in 2022. 70 procent van de bedrijven zegt winst te maken, 5 procent lijdt verlies. De overige bedrijven draaien quitte. De ontwikkeling van het bedrijfsresultaat is ten opzichte van het eerste kwartaal vrijwel gelijk gebleven. Bij 24 procent van de bedrijven nam het bedrijfsresultaat in het tweede kwartaal toe, bij 20 procent nam het af.

Ondernemers in de maakindustrie tonen zich verder steeds minder positief over het bedrijfsresultaat. Nu geeft 30 procent aan hier tevreden over te zijn, een jaar geleden was dit nog 55 procent. Voor het derde kwartaal van dit jaar verwacht de sector gemiddeld genomen een zelfde bedrijfsresultaat, 23 procent verwacht een beter resultaat, 20 procent slechter en 57 procent eenzelfde resultaat.

Op de vraag of de ondernemer het komende halfjaar verwacht te investeren in machines, geeft 30 procent aan minder te zullen investeren, 52 procent evenveel en 18 procent verwacht méér te gaan investeren. Deze uitkomst (per saldo 12 procent negatief) is iets minder negatief dan een kwartaal eerder.

Verwachtingen voor 2024

Bij de verwachtingen voor 2024 valt op dat de positieve en negatieve antwoorden elkaar redelijk in evenwicht houden. 23 procent van de ondervraagden verwacht dat 2024 een (veel) beter jaar zal zijn dan 2023, 19 procent denkt juist dat 2024 een (veel) slechter jaar zal zijn. 37 procent van de respondenten verwacht een vergelijkbaar jaar en 21 procent geeft aan dit nu nog niet aan te kunnen geven.